Tosari in vogelvlucht.
Wij wenschen in de herinnering van de vele Indische lezers die “De Aarde en haar Volken” ongetwijfeld telt, terug te roepende gedachte aan Tosari en omstreken en den landgenoot in patria, nu het toerisme over de geheele wereld als het ware handover hand toeneemt en ook de Nederlanders daarin niet achterblijven, een klein denkbeeld te geven van het wondervolle Tenggergebied,zoo rijk aan mysteries vooral voor hem, die eerbied heeft voor het grijs verleden van de zooeven genoemde streken en medevoeltde taal zonder woorden, die daar gesproken wordt door machtige bergen, die getuigen waren van het Hindoetijdvak, op Java eentijdvak, dat zich nog eeuwen lang aan ons zal blijven openbaren in tempels en andere overblijfselen van voortreffelijke bouwkunst,welke nog steeds de bewondering wekken van Insulindes bezoekers. Er schijnt zelfs, toen het grootste gedeelte van het eilandJava reeds geheel bekend was, toch nog lang een sluier van geheimzinnigheid gehangen te hebben over het Tenggerland, een sluier, die uit den aard der zaak eveneens de bewoners er vanbedekte.
Althans in 1778 werd van uit Batavia aan den commandant van Pasoeroean de vraag gesteld, of het waar was, dat op het gebergteBromo onlangs nog menschen aan de goden geofferd waren. En zelfs in het jaar 1860, in onze dagen dus, verzocht een doctorin den “Amsterdamschen Navorscher” ingelicht te worden omtrent het feit, of er op Java wezenlijk nog een gebergte met Pythagoristenbevolkt, gelegen was.
De eerste kennis van het prachtland hebben wij te danken aan de Britten (1815).
In 1806 wist men evenmin iets van een krater Bromo als van den algemeenen naam Tengger. Men had toen nog zóó weinig kennisvan Oost-Java, dat in allen ernst beweerd werd, dat door een brandenden berg op Bali alle koffieboomen in Pasoeroean verzengdwaren geworden.
De Javasche courant van 1829 verhaalde ons het eerst iets over het meergenoemde gebied. De latere litteratuur is mager. Dereizigers kwamen, zagen en gingen. Een koude neus was genoeg. En toch, als men van uit het sanatorium Tosari als een leeuwerikop een zode op uitkijk staat, dan ziet men van alle zijden een gebergte, waarvan elk deel zijn legende heeft, ruggen, ravijnen,bronnen, steenen en bosschen [386]en de dorpen zichtbaar naar alle windstreken zijn bewoond door het overschot van een stam, die drie eeuwen opwaarts tellenkan, 10 à 13 geslachten.
Hoe men naar Tosari komt? Van Pasoeroean tot Poespo per as, dan te paard of in een tandoe (draagstoel) binnen eenige urenvan de hitte in de kou, uit de dichte in de ijle luchtlagen.
Vooraf een blik op de bewoners van die hooge oorden.
Die zwart geblakerde gespierde kerels met vodden voor broek, specie van hoofddoek, met om zoo te zeggen kattenpooten en tijgerklauwenwaarmede zij de steile hellingen opklimmen, onvermoeid, immer kakelzuchtig en vertellend op weg, die lieden dan zijn het eenigovergebleven gedeelte van de oorspronkelijke polynesis