Enkele hoofdstukken uit het “Ivoren Aapje”, voortijds in het maandschrift De XXe EEUW verschenen, hebben—naar ik verneem—bijsommige lezers veronderstellingen gewekt, die niets met de bedoelingen van dees werk en de inzichten van den schrijver temaken hebben. Er werd namelijk beweerd, dat meer dan éene romanfiguur, naar de werkelijkheid uitgebeeld, geheel met bestaandebelgische of fransche personages ware te identificeren.
Tegen zulke identificatie teeken ik uitdrukkelijk protest aan.
Zeker—ik heb waarlijk geen reden om het te ontkennen—psychologische gegevens, bij ’t nagaan [II]van levende en bekende mensch-typen opgedaan, werden hier schaamteloos aangewend. “On prend son bien où on le trouve,” zei Molière en ik ben blij, dat ik mij op zoo hoog een autoriteit ter verontschuldiging beroepen kan. Ik zou bezwaarlijkkunnen staande houden, dat bijvoorbeeld een Lieven Lazare in het roman niet werd geïnspireerd door wat mij over een befaamdenprozaschrijver, dien ik persoonlijk niet eens ken, zijn eigen proza heeft geleerd. Daarvan nu afleiden, dat wezenlijk LievenLazare een ten voete uit geschilderd portret van dien schrijver is, zoude op zijn minst vermetel zijn, zelfs daar waar ikniet geaarzeld heb, zijne geschreven woorden haast letterlijk over te nemen.
Mijn realisme, in zoover de behandeling van de hier aangebrachte kunstmotieven onder deze conventioneele benaming mag geheetenworden, is geen slaafsche namaak van de werkelijkheid. Voor wie lezen kan hoop ik, dat ik het nauwelijks hoef te zeggen. Ditgansche “Ivoren Aapje” is de vrucht van eene verbeelding, welke ik beproefd heb aan werkelijkheid te toetsen. Er kan dus geensprake zijn van identificatie mijner hoofdfiguren. De litterair-betrachte menschelijkheid van die hoofdfiguren is, met foutenen dwalingen en zwakheden en al, [III]van mij en alleen van mij. Ik houd er mij verantwoordelijk voor en het is niet mogelijk, dat mijnheer X.... of Z.... aansprakelijkgemaakt worde, waar en hoe ik hem ook, in de oogen van een realiteits-dollen lezer, doe handelen of spreken. Uit een oogpuntvan litteraire kunst, zou het overigens van mijnentwege tamelijk nuchter geweest zijn anders te handelen dan ik hier ter voorlichtingbeweer.
Wat ik omtrent mijne personages verklaar, geldt ook voor de omstandigheden, waarbinnen de door mij opgezette dramatische handelinggebeurt. Ik heb willen een beeld ophangen van het Brusselsche leven en inzonderheid van de Brusselsche hooge burgerij. Watik daar o.a. zoo al van belgische politiek en Brusselsche publieke huizen vertel, kan schijnbaar een spiegel van de werkelijkheidzijn. Mij mag nochtans geen de minste toespeling of bedekte insinuatie verweten worden. Ik ben de geschiedschrijver van eenBrussel, dat mijne verbeelding binnen de vormen van het ware Brussel heeft opgebouwd. Ook de historische waarde van mijn verhaalbehoort mij dus toe. Ik ben wel verplicht al mijne rechten dienaangaande op te eischen, wil ik de zuiverheid van mijn kunstenaarsstandpuntvoor mogelijke aantijgingen vrijwaren. BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!
Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!