De Geschiedenis van Woutertje Pieterse

Opnieuw verzameld uit de “Ideen”

Eerste Deel
Amsterdam—Uitgevers-Maatschappij “Elsevier”—1921

[2]

N.V. Electr. Drukkerij “Volharding” Ceintuurbaan 250 Amsterdam[1]

INLEIDING.

In de eerste jaren na 1860 heeft Multatuli zijn lezende en denkende landgenooten in heftige beroering gebracht: door de Max Havelaar, door zijn geschrift Over vrijen-arbeid in Nederlandsch-Indië en door zijne Minnebrieven wekte hij geestdrift eenerzijds, sterke afkeuring andererzijds door zijne excentrieke persoonlijkheid.

Voor den groeienden kring zijner aanhangers begon hij in 1862 zijne Ideen uit te geven. Deze verschenen op ongezette tijden per vel druks in een lossen omslag, dien M. als correspondentieblad metzijne lezers en lezeressen gebruikte. Zoodoende kreeg hij voeling met zijnen lezerskring. De strijd om recht te verkrijgenvoor den Javaan werd verruimd tot een “strijd tegen Droogstoppelarij in alle beteekenissen”: “Ik trek te velde tegen al watop zedelijk, maatschappelijk en staatkundig gebied klein, gemeen, bekrompen of benauwd is”, verklaart M. in I. 403.

En dit deed hij—schrijvende naar den indruk van het oogenblik—in kernachtige spreuken en prikkelende paradoxen, in parabelenen betoogen, soms zangerig en dichterlijk van taal, dan weer vlijmend scherp van toon.

M. leefde voor en in zijn geestelijken strijd. Hij was vol moed en vervuld van hoop, toen zijne Ideen bij velen insloegen.Maar nieuwe denkbeelden dringen tot de groote hoop, ook tot die der intellectueelen uiterst langzaam door: ondanks een groeiendenkring van geestverwanten lieten werkelijke hervormingen op zich wachten. En dit maakt geestelijken strijd zoo ontmoedigend.Deze ontmoediging heeft M. ruimschoots gekend en het heeft hem vaak bitter gestemd, ja het vervulde hem met walging. En danbarst hij uit in een wanhoopskreet: “Wat poëzie, myn God, opdat ik niet verga van walging over zooveel walglyks òm my.” (I.360–361.) En dan zegt Fancy hem tot troost een sprookje voor, een sprookje geboren uit heimwee naar de heerschappij van ’tgoede, schoone en ware.

Een zeer eigenaardig sprookje is de geschiedenis van Woutertje Pieterse: geen zweverig sprookje, dat buiten het alledaagsche leven omgaat, maar het wonderverhaal van een ontwakende dichterzieltemidden der meest stuitende alledaagschheid en van zijn streven naar goedheid, waarheid en schoonheid in een wereld, waar platheid, zelfzucht en eigengerechtigheid hoogtijvieren. Het is de strijd van Multatuli’s eigen kinderjaren, dien hij eerst onbewust, later bewust gestreden heeft.

Toch moet de Woutergeschiedenis niet opgevat worden als M.’s autobiographie. In dieperen zin is dit wel het geval: het leed,de droomen, de innerlijke strijd en ontwikkeling zijner kinderjaren zijn er in geteekend. Maar niet zijn ouderlijk huis, niet zijn moeder vooral. Alleen de schepping van Stoffel staat eenigszins in verband [2]met herinneringen aan een niet zeer beminden broeder en Leentje is historisch. Episoden als het romanlezen, de pepermenthandelmet de Hallemannetjes, de kantoorcarrière bij de firma Kopperlith, en he

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!