De rivier bij Viti Levu.
De reiziger, die aan wal stapt op de Fidsji-eilanden wordt, zoo niet van bewondering, dan toch van verbazing vervuld, alshij, van de stoomboot komende, mannen op zich ziet toetreden met een overvloedigen haardos en van een type, dat veel verschiltvan dat, ’t welk hij heeft kunnen bestudeeren op de andere eilandengroepen, waar óf het toeval óf het programma voor zijneomzwervingen hem voerde. Hier geen min of meer zwarte tint zooals bij de Kanaken, of een bronskleur zooals bij de bewonersvan andere tropische eilanden, maar een zeer eigenaardige gelaatstint, en de schilder, die het portret van een Fidsji-eilandermoest maken, zou rood en geel en grijs op zijn palet moeten dooreenmengen, om die bijzondere kleur weer te geven, die de inboorlingenvan andere stammen onderscheidt.
Over het algemeen is het een sterk en goed ontwikkeld ras; gemiddeld zijn ze grooter dan de Kanaken en andere eilandbewonersuit de buurt. Op het voorbeeld van wat men op de Salomons-eilanden ziet gebeuren, hebben ook zij de gewoonte, hunne haren,die oorspronkelijk zwart zijn, met een dikke laag kalk te bestrijken. Die kalk brengt eene geheele verandering in de kleurteweeg en maakt de haren hard en kroezig. Met angstvallige zorg geborsteld, gelijkt de rijke haardos, waarop zij zeer trotschzijn, op eene groote spons, die ze op hun hoofd dragen en de Fidsji-eilander, toegetakeld met deze hoofdversiering, die hemvoor een zonnesteek beveiligt, loopt met een stok in de hand als een eerste fat over de wandelwegen in zijne steden en dorpen.Soms behelpt hij zich, bij gebrek aan een wandelstok, met een ouden parapluiestok, als hij eenig gevoel heeft voor elegantieen chic\ is hij daarentegen conservatief gezind, dan vervangt de voorvaderlijke knods den wandelstok.
Ongelukkig maakt, vooral als ge een groepje aantreft, zijne tegenwoordigheid een alleronaangenaamsten indruk op uwe reukorganen,of ge moest een liefhebber zijn van den geur van kokosolie, waarmee hij zich buitensporig mild het geheele lichaam inwrijft.Zeker is dit niet het eenige volk, dat eene besliste voorliefde voor dien geur aan den dag legt, die door een gril van demode nooit tot onze zeden zal doordringen; maar bij hen wordt, in vergelijking met de broeders in Indië en op de Soenda-eilanden,de maat overschreden, zoodat zij hunne omgeving en elk voorwerp, dat ze aanraken, er mee verpesten.
Vóór de engelsche bezetting waren de Fidsji-eilanders kannibalen in den echten zin des woords; op het oogenblik zijn ze eenzachtzinnig, volgzaam ras. De zendingsposten, die zich sedert het begin dezer eeuw in den archipel hebben gevestigd, hebbenhunne woeste en barbaarsche zeden verzacht en de stevige arm der regeering heeft het overige gedaan.
Hoewel het kannibalisme er nu geheel is afgeschaft, behoeft men slechts een twaalftal jaren terug te gaan, om van het woesteinstinct der bewoners sporen aan te treffen. Op dat tijdstip werden de laatste blanken er gedood en opgegeten en de liefhebbersvan curiositeiten, die na deze daad van barbaarschheid de eilanden hebben bezocht, zijn in de gelegenheid geweest, zich dehouten vorken te verschaffen, die trouwens altijd nieuw worden gemaakt, waarmee de ongelukkige slachtoffers zijn genuttigd.
Het is een dergelijke historie als die van den spijker in de hut te Wa