De Avonturen van Jan Kodde.
Jan vulkaande er met mannenmoed op los. (Blz. 41.)
Terzijde van den weg, die van het dorpje Elswijk naar de duinen slingert, stond eenhoogst eenvoudige arbeiderswoning. Half overschaduwd door de dikke takken van eenpaar hooge, oude olmenboomen lag ze daar vredig en kalm, even vredig en kalm als dekippen, die in den zandweg voor de deur lagen te koekeloeren en te draaien in de tintelendestralen van het warme Julizonnetje.
In het achterhuis, dat uitzicht gaf op een kleinen moestuin, stond vrouw Kodde blazenden zweetend over een dampende waschtobbe. Het zweet gutste de arme ziel langs hetscharlaken-gloeiende gelaat en van tijd tot tijd poosde ze even om met een tip vanhaar blauwen boezelaar de druppels af te vegen [6]om dan weer met … neen met moed niet, maar om in vertwijfeling haar bloote armen tedompelen in het schuimende sop, waardoor de paarlemoeren bellen spattend uiteen barstten.
Was het wel wonder, dat de